Ga naar de inhoud
Menu overslaan
Alles over via ferrata > Reisverslagen > Italië
Menu overslaan

"Mit ein kurzes Seil ist man froh..."


XII APOSTOLI

Eén voor één wagen we ons op de strakgespannen kabel, om koorddansend de overkant te halen. Alleen Rienk lukt het verder dan een paar meter te komen. Ermanno, de huttenwaard daagde ons na het avondeten uit, als iemand er in slaagt krijgen we morgen gratis ontbijt. Hij heeft een staalkabel van een meter of zes strakgespannen tussen twee heuveltjes in het grote rotsplateau bij de hut, slechts één tot anderhalve meter boven de grond. Lukt het de eerste keer dan kost vanavond het bier niets!

Rifugio XII Apostoli, zo heet de hut waar we twee maal overnachten tijdens onze klettersteigtocht in de Brenta. Een hut van bijna 100 jaar oud, geheel gerenoveerd en omgetoverd tot een modern, haast luxueus bergpension. Gelegen op de rand van een kale kom van puin en gruis wat eens de gletscher Vedretta d’Agela was. Uitzicht op Cima Ambiez en Cima Tosa en aan de andere kant een steile afbreuk met in de verte de bergen van de Adamello groep. De wat koele en moderne sfeer wordt echter heel anders ervaren door de warme aanwezigheid van huttenwaard en berggids Ermanno Salvatore en zijn zus. Hele verhalen vertelt hij over de bergen, de hut van zijn familie, overleden klimmakkers.

Eigenlijk hebben we nog nooit zo’n gezellige huttenwaard meegemaakt, “Wil je zelf eten koken? Ga je gang!” En wanneer hij ziet dat we buiten eten op het snel kouder en donkerder wordend terras; “Kom toch binnen eten!” Hij gaat ook de andere gasten voor het eten naar binnen roepen met grappig Italiaanse kreten. Een verliefd stel dat verderop staat te knuffelen; Ermanno roept ze toe; “Eéé, basta, basta, mangiare!”

De hut bevindt zich in het meest zuidwestelijke puntje van de Brenta – Dolomieten. Gisteren kwamen we hiernaartoe vanuit de Brentei hut, een relatief korte tocht. Bij het puzzelen thuis om een route uit te zetten hadden we ontdekt dat bij de hut een klimtuin is. Ik ga er vanuit dat we spullen zullen moeten huren maar we kunnen alles gebruiken wat we maar nodig hebben. Touwen, klimschoentjes, setjes, van alles hangt er in het schuurtje. Ze vinden het leuk dat we er gebruik van maken. Krijgen een topo mee, als we goed zijn krijgen we morgen een andere voor een moeilijkere rots. Ze kijken vanuit de verte toe hoe we klimmen. Er zijn zo’n 20 routes van 12 tot 30 meter hoog in verschillende gradaties. Heel scherpe rots, het vel vliegt van je vingers. ‘s Middags een voordeel dat het een noordwandje is, lekker koel, maar op onze laatste dag gaan we ‘s morgens voor we vertrekken, nog even klimmen en is het echt koud. We klimmen makkelijke routes voor en rekken boven even naar de tophaak ernaast om een moeilijkere te topropen.

Bochette Centrale, Bochette Alte, Sosat, deze klettersteigroutes deden we de vorige dagen vanuit de Brenta hut. Uiteraard was de Bochette Alte de meest aansprekende, vanwege de fantastische vergezichten en het woeste landschap van kloven en rotswanden waar je dwars doorheen slingert. Ermanno vertelde dat hij de Sentiero del Cege, waarover wij nergens informatie hadden gevonden, met twee vrienden zelf had vernieuwd. Dit is de klettersteig die aan beide zijden naar Bocca d’Ambiez leidt. In juni 2001 gereed gekomen, dit jaar zou de inauguratie zijn met de naamgeving. ‘Cege’ naar de bijnaam van een oude klimmer uit de regio, CAI - SAT. De man overleed juist voor de inauguratie.

Vanuit de Apostoli gaan we morgen een rondtour maken; van de Camoscipas over de Camoscigletscher en via Cede naar de Ambiez gletscher. Oversteken en via de Castiglioni Ferrata naar de Agolopas terug naar de hut. Op advies van Ermanno doen we onze route precies andersom dan we gepland hebben, hoeven we niet al die trappen af te dalen, bestijgen is prettiger. Dat we wel dan de Ambiez gletscher af moeten dalen lijkt mij minder fijn. Voor de Ambiez gletscher was ik van te voren gewaarschuwd, steil! Weliswaar in andere weersomstandigheden maar er moesten toen treden worden gehakt.

Alleen de eerste nacht van de tocht sliep ik goed. Zaterdagavond vertrekken, 1300 km rijden, de volgende morgen vroeg aankomen en meteen door naar de eerste hut. Dan ben je pas moe!

Maar de volgende nachten zo vroeg naar bed met die Hüttenruhe, dan ben ik dus om 4 uur wakker, altijd. En ook deze nacht slaap ik slecht. Ik heb gedroomd en klam van het zweet trap ik de lakenzak weg en probeer me te herinneren waar het over ging. Iets met ijs, donkere spleten, een oud touw en steeds maar vallen, blijven glijden. Het is nog maar 1 uur en het lijkt of ik niet meer in slaap kom. Ik probeer me te herinneren wat er in de Bergführer over d’Ambiez stond. En wat ik las in diverse routebeschrijvingen van tochten in de Brenta; ‘Mit ein kurzes Seil ist man froh’. We kochten in een klimhal een oud touw van 22 meter; scheelde weer 2,2 kilo in gewicht met ons 60 meter touw! Dat leek ons te voldoen voor het oversteken van steile verijsde goten tussen de diverse klettersteigroutes.

Vroeg op pad. Precies goed gegokt, in het begin iets te koud gekleed maar omdat we 400 meter moeten stijgen gaat de windstopper al vlug open. We zijn inmiddels goed geacclimatiseerd dus het tempo is hoog. Ik heb het al eerder bedacht tijdens deze week; ik hoor niet meer bij de jongsten, maar het lichaam doet het nog, het functioneert goed! Ik ben de oudste van ons vijven, maar zeker niet de langzaamste. Lekker. Goed kijken, in balans van blok naar blok op het ruige pad. Op Bocca dei Camosci – de Pas der Gemzen - zien we beneden ons de Vedretta dei Camosci, de gletscher liggen. Gisteren staken we hem ook over, toen kwamen we van onder, vanuit de Brentei hut. Nu blijven we op gelijke hoogte en stijgen zelfs het laatste stuk. We ploeteren na de gletscher nog een eind door het fijne gruis naar boven tot vlakbij het begin van de kabel. Dat blijkt lekker te gaan met stijgijzers. Het begin van ‘Cege’. Stijgijzers uit, gordel en klettersteigset aan. Ha, hier eens even geen ladder maar lekker klauteren over smalle randjes. Overigens kleddernat, onder een grote druipende overhang. Dan staat Aad als eerste op de pas, Bocca d’Ambiez 2871 m. Wij in de schaduw, hij goudomrand, vanachter beschenen in het eerste ochtendlicht met zijn armen in de lucht. Een smalle rand, aan weerszijden onder ons gletschers. Eerst volgt een steile en lastige - maar daarom juist leuke – klettersteig naar beneden. We draaien afklimmend om de wand heen en krijgen steeds meer zicht op de Ambiez gletscher. Aan de overkant veel scheuren. Aan deze kant nogal steil, met vlakbij een brede speet. Even hoop ik dat de klettersteig verder door zal lopen, tot boven het vlakkere stuk. Maar de kabel stopt abrupt. Een stukje vrij afklimmen en dan hangt er een oud klimtouw met knopen erin tot op de gletscher. We wachten tot we alle 5 op het plateautje zijn en trekken de stijgijzers weer aan. Er komen juist drie man aan over de gletscher en ze hijsen zich op aan het touw. Het wordt vol op het plateautje. De drie gooien de stijgijzers af en verdwijnen naar boven. Ik ben het eerst klaar en laat me krassend met de ijzers op de rots langs het touw zakken. Drie meter lager en een randspleet van één meter. Ik zweef over de speet en sta, zet een paar passen op het bruine ijs. Korrelig bovenlaagje; hete zon, daaronder hard. Rienk daalt ook af. Ik schuif wat op. Pats! Ik ga onderuit, plat op mijn buik en schuif naar beneden. Met alle macht klauw ik met mijn handen in het ijs en rem voorzichtig met één stijgijzer. Van de randspeet af gemeten loopt zo’n 12 meter verder een brede spleet. Ik blijf een tijdje roerloos liggen, kijk onder m’n armen door naar achter, ik heb nog een meter of vijf over. Het is doodstil, niemand zegt iets. Mijn wandelstokken zitten nog met de polslussen aan mijn armen. Eén voor één prik ik ze zo hard ik kan in het ijs, maar krijg niet echt houvast. Het moet in één keer goed. In een vloeiende beweging sta ik op, stamp en sta stevig, durf niet te bewegen. Ik moet even op adem komen, beetje geschrokken. Ray en Ed zo te zien nog meer, ze durven niet van het rotsplateau af te dalen. Niemand beweegt. Ik roep dat we maar terug moeten gaan. Tenslotte hebben we amper ervaring met gletschers. Weleens een vlakke overgestoken maar dit is andere koek. Terugkeren, daar hebben Rienk en Aad geen zin in; “Jij zie het niet meer zitten omdat je zo bent geschrokken.”

Ik word kwaad en schreeuw terug dat dat al lang weer over is. Ik bedenk een plan om RAY en Ed veilig langs de spleet te loodsen. Rienk heeft het touw en ik vraag hem het me toe te gooien. Stom natuurlijk, daar had ik al aan moeten zitten voor ik op het ijs ging. Ben ook daarom boos, boos op mezelf. Een stomme fout, maar ik dacht dat het makkelijk was, die drie liepen zo soepel naar boven. Dan bedenk ik, shit, het komt door mijn stijgijzers, ik heb geen 10 punts, maar slechts met 8 punten, van die brede platte, ik heb ze geleend. Lekker goedkoop en dat wordt je dan bijna fataal. We hebben één pickel bij ons en die komt mijn kant op. Rienk haalt het eind van ons touw door een lus van het klimtouw dat naar beneden hangt. Dan loop ik het touw uit, hak met veel moeite – nog nooit gedaan - een standplaats uit en krijg de pickel in het ijs. Zo maken we met het touw een soort klettersteig op het steile ijs, waarlangs de anderen komen. En passeren we de spleet die hier onder ons doodloopt. Als ik als laatste behoedzaam langsloop zie ik dat hij een meter of zeven diep is en twee meter breed, een flinke laag water op de bodem. Het heeft zeker een half uur geduurd voor we weer bij elkaar staan, nu aan het andere eind van het door Rienk uitgelopen touw en we maken een high five. Ray grijnst me toe; “Je mág nog even, joh!”. We hobbelen de nu minder steil wordende maar met steeds meer stenen bezaaide gletscher af. Moeten onze weg zoeken tussen puin en snel stromende geultjes, die lager bijna beekjes worden. Ik ben nog een beetje onzeker, stap mis, haak mijn stijgijzers in elkaar en val met mijn scheenbeen op een steen. Broek kapot, bloed. Tussen grote randspleten door stappen we weer op vaste rots.

In de diepte ontwaren we de Agostini hut 2410 m. We stellen het plan bij, wilden daar oorspronkelijk wat lekkers gaan drinken. Maar dan moeten we straks nog meer stijgen en we zien de diepte achter de hut verdwijnen in opstijgende mist. Is dat nu de beruchte Brenta nevel? We ronden een groot massief en zien in de verte de recht omhoog gaande ladders van de Ferrata Castiglioni . Na een korte lunchpauze weer op weg en bewust haast ik me om een beetje afstand te creëren, wil even alleen zijn, stilte in mijn hoofd. Besef dat dit maar net goed ging. Als ik op mijn rug was gevallen in plaats van op mijn buik had ik te weinig tijd gehad. Meer snelheid. Te veel om me om te draaien en te remmen. En het toplaagje was net zacht en dik genoeg om te remmen zonder pickel. Bij de ladders wacht ik ze op en ga als laatste naar boven. Bijna op routine inmiddels nemen we de vaak loodrechte ladders. We tellen 326 treden. Toch voorzichtig blijven, steeds een karabiner aan de kabel ernaast. Na de hitte op de gletscher is hier koud in de schaduw. Passeren een griezelige grot, oud ziet het eruit hier, verweerd en kapot. Dan, weer in de zon op de pas, Bocca dei Danti 2859 m. Ver weg en klein naast de kardinaalsmuts achtige berg Apostoli; de Apostoli hut. Eenmaal de steiltes gepasseerd op de gruizige paadjes maken Rienk en ik er onbedoeld een wedstrijd van. We skiën door het gruis en rennen en springen met behulp van onze stokken naar beneden. Ik nader, heb hem bijna te pakken tot hij weer versnelt. Ik geef het op en hij vergroot zijn voorsprong. Met een brede grijns wacht hij me op bij de hut. Ook de waardin, de zus van Ermanno Salvatorre staat op de uitkijk. Als de rest er is bestellen we bier en hijsen onze vlag, onder die van Italië en die van Europa.

Nog voor het eten bezoeken we de kapel. Tegenover de hut ligt de Apostoli berg. Daarin is een grote grot uitgehouwen met in de opening van de bergwand een enorm kruis. Door een tunneltje met stalen deuren betreedt men de koepelvormige ruimte. In het midden een soort altaar met kaarsen en oud klimmateriaal. Aan de wanden plaquettes, fotos’en waxinelichtjes. Wel honderd; overleden klimmers. Indrukwekkend. De anderen blijven nog, ik ga naar buiten. Op het smalle paadje langs de wand moet ik me goed concentreren en dat komt niet alleen door die halve liter.


Geschreven door Gerard den Toonder

Terug naar de inhoud